Categorieën
artikelen

L’effet de Réel, de literaire Mindf*ck

Over hoe de literatuur ons samen met de realiteit een goede poets kan bakken.

Roland Barthes. Zijn naam kwam al eerder voorbij, en ook dit zal niet de laatste keer zijn dat hij de revue passeert. Hij was van mening dat er een tragische discrepantie bestaat tussen de visuele rijkheid van de wereld en de armzaligheid van onze capaciteit om haar waar te nemen. Het enige medicijn kon volgens hem gevonden worden in de bestudering van literatuur, fotografie, en andere kunstvormen: optimaal oefenterrein voor de ontwikkeling van het type aandacht dat vereist is om te zien wat er om ons heen gebeurt.

Iets dat Barthes met verve deed. En dat zouden we weten ook. Zijn schriftelijke nalatenschap is immens. In zijn fameuze verzameling Mythologieën (1958) bijvoorbeeld leest en ontmaskert hij– hetzij tamelijk grootsprakig – de grootste kleinburgerlijke mythes van zijn tijd, zoals de Tour de France, het magische cachet van Marlon Brando, en oprukkend Poujadisme. Barthes is de grondlegger van veel cultuurkritiek in al haar verschijningsvormen, die vandaag de dag bedreven wordt. Een van de vele onderwerpen die hij ook aansnijdt is het zogenaamde realiteitseffect.

In het essay L’Effet de Réel (1968) betoogt Barthes dat de conventies van het realisme in de fin-de-siècle-literatuur uitmonden in het “realiteitseffect”. Dit was een schrijfmodus die de logische reactie vormde op de beperkingen die de literaire conventies van de Romantiek oplegden, en die beoogde om een waarheidsgetrouw beeld te schetsen van de wereld. Het enige waar het echter toe leidde was de stichting van een nieuw dogmatisch stijlboek. De lezer van een realistische roman werd dus alleen bediend van een retorisch effect.

Het proberen om de werkelijkheid in de literatuur weer te geven impliceert volgens Barthes een weerstand tegen betekenis en zingeving, als onderdeel van de grote mythische tegenstelling tussen het natuurgetrouwe en het begrijpelijke. Het echte wordt verondersteld op zichzelf te kunnen staan, en kan dus los van zijn functie bestaan. Het er geweest zijn voldoet als meningsbeginsel. Barthes laat zien dat het realiteitseffect het resultaat is van specifieke representatieve en retorische systemen, die tezamen een “referentiële illusie” te creëren.

In dit geval is de praktijk minder weerbarstig dan de theorie. Waar het op neerkomt is dat realistische schrijvers als Gustave Flaubert en Jules Michelet – schrijvers waar Barthes in dit geval zijn pijlen op richt – een hoop details in hun tekst incorporeren die niet relevant zijn voor de verloop van het verhaal: kleine trekjes van individuen, plaatsnamen en andere zaken die niets toevoegen aan het verhaal, maar niettemin het voorzien van een realistische atmosfeer. De “referentiële illusie” is erop uit om de suggestie van authenticiteit te wekken, maar verliest nooit het construct van de schrijver uit het oog.

De referentiële illusie beperkt zich niet tot Franse literatuur rond twee eeuwwisselingen geleden. Robert Anker benoemde bijvoorbeeld onlangs – zeer sportief – zijn aanwending van het realiteitseffect, in gesprek met Lex Bohlmeijer voor De Correspondent, en zegt dat je met kleine, realistische details in staat bent om een niet-bestaande situatie heel sprekend en plausibel te maken:

Het gaat bij het schrijven om details, om hele sprekende details. Daarin roep je een wereld op die verder helemaal niet bestaat. Je kan zeggen [c.q.]: “maar de Rotterdamse haven bestaat echt!” Maar een heleboel dingen bestaan alleen binnen die zinnen. Dus dan moet je dat ook zo veel mogelijk beeldend oproepen.

Een ander voorbeeld, dat zich buiten de literaire sfeer bevindt, is dat van de al eerder aangehaalde Trouw-journalist Perdiep Ramesar. Zijn talloze gepeperde human interest-verhalen zouden een gezicht moeten geven aan abstracte nieuwsfeiten, maar bleken grotendeels bij elkaar verzonnen. Hij kon dankzij de plausibiliteit ervan niettemin lange tijd ongestoord zijn gang gaan.

Het realiteitseffect is een retorische truc die in allerlei contexten tevoorschijn wordt getoverd, maar niet altijd als zodanig benoemd of opgemerkt. Het is goed om dit te beseffen, zodat we er op tijd bij zijn als er weer een illusionist met de realiteit aan de haal gaat.