Categorieën
artikelen

Ik Schreef Een Kop Die Inspeelt Op Een Denkbeeld Dat Je Toch Al Had. Je Gelooft Acuut Wat Hierna Gebeurde

Vorige week ging het over publicaties in het schemergebied tussen journalistiek en reclame, deze keer gaat het over nieuws dat ronduit nep is. De laatste tijd is hier veel om te doen: NRC besteedde er aandacht aan en ook de Raad voor de Journalistiek houdt zich er meer mee bezig. Wat is nepnieuws precies, en wat doet het met de lezer?

Een tekst die niet strookt met de feiten komt natuurlijk al voor zolang het geschreven woord bestaat. Maar het fenomeen ‘nepnieuws’ gaat verder dan een eenzijdige bron of een interpretatieverschil. Er bestaan steeds meer nieuwskanalen die doelbewust valse nieuwsberichten verzinnen en publiceren, met sensationele en klikgevoelige koppen zoals:

“Asielzoekers voortaan gratis met de trein”

Of:

“Zimbabwaanse president vraagt Barack Obama ten huwelijk”

Internet en sociale media worden gebruikt als uitlaatklep voor het nepnieuws. En met recht: als we het CBS moeten geloven, gebruikt van de 9 miljoen Nederlandse Facebookers 40 procent dit kanaal ook als nieuwsvoorziening. 31 procent van alle Nederlanders heeft nog vertrouwen in de reguliere pers. Vanzelfsprekend gaan de meeste mensen daarom elders op zoek naar een waarheid die hen meer aanstaat. Daarom worden dit soort berichten met verve gelezen, gedeeld en – niet onbelangrijk – geloofd.[1]

Bij het zien van nepnieuws zijn er over het algemeen twee componenten die bepalen dat de argeloze surfer erop klikt: de kop schept hoge verwachtingen (Je Gelooft Nooit Wat Hierna Gebeurde), maar ook speelt de kop in op je passieve kennis van een bepaald onderwerp. Die kennis wil je het liefst graag geactiveerd of bevestigd zien. Afhankelijk van de sociale kringen waarin je je begeeft, vind je asielzoekers uitvreters, of andersdenkenden Tokkies. En ziedaar: door het (al of niet valse) nieuwsartikel word je op je wenken bediend.

Het snijdt een thema aan waar al vaker aan is gerefereerd. Er bestaat een overkoepelend discours waar je een brok passieve kennis over hebt (de vluchtelingencrisis), en een schrijver construeert een verhaal dat gebruikmaakt van een handvol stijlfiguren waar je bekend mee bent (asielzoekers). Zij of hij speelt in op de onuitgesproken sentimenten die in het discours circuleren (teloorgang van de welvaartsstaat) en doet een beroep op het beeld dat uit het discours naar voren komt. In The Internet of Us noemt Michael Patrick Lynch dit fenomeen echo chambers: hermetische concentraties van mensen die elkaars geloof bevestigen en hun opvattingen op die manier op de spits drijven. Op een goed moment staan zelfs de feiten je wereldbeeld niet meer in de weg. Nepnieuws biedt in zo’n geval de uitkomst.[2]

De belangrijkste reden dat er zo veel nepnieuws in omloop is, is – hoe kan het ook anders – grof geld. Iedere keer wanneer iemand wordt doorgelinkt naar een nepnieuwssite, verdient de site een klein beetje aan reclame-inkomsten. De strategieën hierboven helpen om de potentiële nieuwsconsument naar de site te lokken, maar hiermee wordt ook de aandacht op een nog interessantere ontwikkeling gevestigd: de oprukkende valorisatie van het nieuws.

Dit klinkt een stuk ingewikkelder dan het is. Stel je bent fruitboer, en je verkoopt twee verschillende groenten: appels en peren. Na een periode Y zie je dat de appels vele malen beter verkopen dan de peren. Gevolg? Dikke kans dat je onstuitbare handelsgeest je ingeeft om het zwaartepunt van je bedrijfsvoering bij de appels te leggen – ten koste van de peren.

Het probleem is dat feit en fictie in de krant wel steeds meer als appels en peren worden gezien. ‘Echte’ media spelen ook steeds vaker op safe, en formuleren prikkelende koppen die in zouden spelen op onze “leefwereld”. En tja, als appels het significant beter doen, wat let je dan nog?

[1] Internet treft hiervoor overigens geen blaam; verschillende sociale kringen met verschillende denkbeelden zijn van alle tijden.

[2] Tot op zekere hoogte moet natuurlijk iedere journalist zijn of haar eigen waarheid scheppen om tot een coherent stukje te komen, dat – zoals hier eerder beschreven – ook nog eens aan het referentiekader van z/haar opdrachtgevers en doelgroep moet voldoen om te kunnen worden geplaatst.