Het einde van de zomer betekent meestal ook het begin van een nieuw televisieseizoen. Hoera! Eindelijk weer DWDD en al die andere talkshows, eindelijk weer wat robuuste nieuwe Hollandse dramaseries – voor wie er van houdt. Maar heeft het niet iets raars dat afgelopen televisieseizoen rond mei al was uitgedoofd?
In Het Parool vertelt directeur Televisie bij de NPO Frans Klein dat er deze zomer veel sport voor de dagelijkse televisieroutine in de plaats zou komen. Daarnaast vonden wat hem betreft nog genoeg andere het algemeen nut dienende programma’s hun doorgang, zoals Nieuwsuur en EenVandaag.
Dat lost nog niet het probleem op van het gat in de programmering op de late avond. Veel talkshows aan het einde van de dag, zoals Pauw en RTL Late Night, profileren zichzelf namelijk als het ‘natuurlijke einde’ van een dag vol nieuws, waarin op de waan die in de loop van de dag de revue gepasseerd is kan worden gereflecteerd. Onder het genot van een hapje en een drankje kunnen we met een paar actoren uit het nieuws een blik werpen op wat zich overdag zoal heeft afgespeeld. Of dit in de praktijk ook zo is valt vaak te bezien, maar daar hebben we het een andere keer wel over. De talkshows geven in elk geval een invulling die primair informatieve programma’s als Nieuwsuur niet hebben.[1]
De interessantste verdediging van NPO‘s karige zomerprogrammering die Frans Klein aanvoerde was echter deze: de lange zomerstop zorgt ervoor “dat de kijker weer eager kan worden gemaakt voor het nieuwe televisieseizoen” – een zinsnede die overigens later is verdwenen (teruggetrokken?) uit het online-artikel.
Deze uitspraak is interessant omdat hij heel veel zegt over de manier waarop televisie pleegt te opereren. Hij verwijst stilzwijgend naar het feit dat er bij de publieke programmering ook heel andere krachten aan het werk zijn dan alleen het invullen van de publieke mediaopdracht, zoals die wettelijk wordt voorgeschreven.
Kleins rechtvaardiging dat de kijker weer eager zou moeten worden gemaakt voor het nieuwe televisieseizoen impliceert de volgende onderliggende aannames:
- Er is sprake van een spanningsboog bij de kijker over het gehele televisieseizoen;
- Die spanningsboog kakt in bij een al te constant televisieaanbod, waardoor de kijker afhaakt;
- Daarom moet die boog af en toe moet worden doorbroken, opdat de kijker tijd heeft om het seizoen te verwerken en weer zin kan maken om naar het volgende seizoen te kijken.
Het televisieseizoen wordt dus meer en meer als een narratieve aangelegenheid gepresenteerd. Het is als een verhaal: Aan het begin van het nieuwe seizoen worden een boel nieuwe programma’s gelanceerd, de kijker wordt – idealiter – in de loop van het seizoen meegenomen in een lange spanningsboog, en het hele zaakje vindt zijn natuurlijke rustpunt wanneer het seizoen op zijn einde loopt. We krijgen de kans om op adem te komen, en als bonus creëert een langere wachttijd ook nog eens suspense waardoor de kijker wordt geprikkeld om uit te kijken naar de volgende september, om te zien wat ze nu weer allemaal hebben bedacht bij de publieken.
Waarom wordt het televisieseizoen op deze manier voorgesteld? Vrij eenvoudig: het werkt. Televisie is doordrongen van de vertellingen en verhalende structuren, zoals eigenlijk de hele wereld dat natuurlijk stiekem is. En dat is simpelweg omdat wij van verhalen houden, met een begin, een midden en een eind, met een spanningsboog en met een ontwikkeling. Het is een makkelijk herkenbare vorm waar vrijwel iedereen zich verwant mee kan voelen. Waarom zou je dan niet het verloop van het algehele televisieseizoen volgens een beproefd recept framen?
De narratieve component is zijdelings het televisieseizoen binnengeslopen, en wordt niet van bovenaf opgelegd: als het aan de Mediawet ligt, wordt er het hele jaar volkomen statisch, zonder spanningsboog, breuk, wending, of wat dan ook geprogrammeerd. Het integreren van die overkoepelende, beproefde narratieve vorm gebeurt dan ook louter uit naam van de kijkcijfers: dat is de grote prikkel waarmee de NPO-bazen hopen om de kijker eager te krijgen.[2] En het nastreven van hoge kijkcijfers is ook hun goed recht: het omroepbestel zou al zijn legitimiteit verliezen als er geen hond meer naar kijkt. Tegelijkertijd is het ook niet de bedoeling dat alleen maar om de kijkcijfers draait – het is een lastige spagaat waarin de NPO zich bevindt.
In dit geval stelt de Mediawet echter wel dat de publieke omroep verplicht is tot het het aanbieden van “media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing”, en media-aanbod dat bovendien
… evenwichtig, pluriform, gevarieerd … is en zich tevens kenmerkt door een grote verscheidenheid naar vorm en inhoud.
Een zomerprogrammering vanaf mei die vrijwel exclusief bestaat uit herhalingen, primaire nieuwsvoorziening en sport, met hier en daar wat randprogrammering: staat die tandem nog wel in verhouding met de wettelijke voorschriften?
Blijf vooral kijken naar het komende televisieseizoen voor de spectaculaire ontknoping.
[1] Volgende zomer wordt de avondlijke talkshow-hiaat bij de publieken overigens wel ingevuld, in reactie op de vele kritieken.
[2] Natuurlijk spelen er ook andere (financiële) overwegingen mee in de karige zomerprogrammering. Zo zijn bijvoorbeeld veel kijkers met vakantie, waardoor ze geheel en al gevrijwaard blijven van het fenomeen televisie. In dat geval verdwijnt het schaalvoordeel voor de omroepen: waarom investeren in een gloednieuwe programmering voor dat sneue clubje thuisblijvers?