De professionele netwerksite LinkedIn wordt ook wel als ‘Facebook voor volwassenen’ beschouwd – waar Facebook op zijn beurt ooit ‘Hyves voor volwassenen’ werd genoemd. En er valt wat voor te zeggen: daar waar Facebook nog voornamelijk om de persoonlijke kring draait, vormt het ‘werkende leven’ voor LinkedIn de centrale as.
Vandaag kijken we naar de manier waarop op LinkedIn over dat veelbesproken Werkende Leven wordt gepraat, en specifiek de rol die ‘authenticiteit’ hierbij inneemt, aan de hand van een inspirational artikeltje van Monique van Meel.
De primaire gedachte achter LinkedIn is dat je je professionele netwerk, zoals dat in vaktermen zo fijn heet, in kaart probeert te brengen. Anders dan Facebook is LinkedIn (in elk geval explicieter) bedoeld om ‘hogerop’ te komen in je werkende leven, om jezelf via allerlei ingewikkelde arbeidsrelaties naar binnen te linken. Het voegt daad bij de onuitgesproken wetmatigheid dat ‘de kracht van het netwerk’ de kracht van iedere reguliere sollicitatieprocedure weet te overstijgen: de werkgever kent je gezicht, heeft al een beeld van wie je bent, heeft een referentie, en ga zo maar door.
Daar zit een kern van waarheid in: langs directe sociale contacten is het beslist makkelijker om een ingang bij een potentiële werkgever hebben – anekdotisch bewijs te over. Maar LinkedIn eigent zich deze manier van arbeidsbetrekkingen opzoeken en aangaan natuurlijk niet voor nop toe. Net zoals we eerder bij Facebook hebben gezien hanteert LinkedIn een geraffineerd systeem om munt te slaan uit haar ruim 433 miljoen gebruikers wereldwijd.
Influencers
Mij draait het nu echter niet om die abstracte manier waarop de paginabeheerders hun brood verdienen – een andere keer weer –, maar veeleer om de wijze waarop de zogenaamde werkethos, de manier waarop een goede (of succesvolle) arbeider zich dient te gedragen, op LinkedIn vorm krijgt.
Net als op Facebook maakt LinkedIn onder meer gebruik van een ‘tijdlijn’, waar nuttige en minder nuttige feitjes uit je professionele netwerk de revue passeren. Daarnaast is er nog de tak van zogenaamde influencers, mensen die ‘inspirerende’ stukjes op de Pulse-blog van LinkedIn schrijven. Terugkerend thema op dit laatste vlak is het operationaliseren van een goede werkhouding: de schrijfsels die door de meeste mensen ‘interessant’ worden gevonden (dus niet geliked, zoals ze dat nog zo prematuur op Facebook doen) zijn vaak beschrijvingen van hoe je efficiënter of effectiever je werk zou kunnen doen. Dit loopt uiteen van tips om sneller te kunnen lezen tot het radicaal omdenken van de manier waarop je je eigen werkplek percipieert.
In een artikel neemt Ann Friedman LinkedIn op een grandioze manier onder vuur, en dan vooral de voornoemde influencers-branche, die je zou moeten inspireren tot het doen van grootse daden op de werkvloer. De meeste artikelen van de influencers, zo schrijft ze, zijn gegoten in de vorm van een nietszeggend lijstje – listicle, zoals de Amerikanen zo mooi zeggen –, zoals ondertussen het halve internet overigens uit nietszeggende lijstjes bestaat. Binnen de context van LinkedIn schrijft Friedman hierover:
Listicles take the LinkedIn promise of a cleaner, neater networking experience and apply it to your entire career. Their reassuring, vague steps provide comfort and the illusion of control, in just the same way that we call on carnival fortunetellers or syndicated astrologists to dispense useless vagaries that sound concrete, helpful, and familiar.
De koffiedikkijkers en tarotkaarten vliegen je kortom om de oren zodra je je een weg probeert te banen door alle inspirational bedoelde stukjes.
Teruggaan naar je basis
Ook het Nederlandse taalgebied kent een florerende gemeenschap van beïnvloeders, die gouden bergen beloven en jouw werkervaring in een mum van tijd zullen optimaliseren. Een voorbeeld hiervan is dit artikeltje van ‘creatief strateeg’ Monique van Meel, naar eigen zeggen een ‘marketingprofessional die jou een hart vol energie en een hoofd vol creatieve ideeën geeft’.
In de reaguursels op het artikeltje wordt de arme Van Meel flink door de mangel gehaald door een legioen cynische zuurpruimen die er met het gestrekte been ingaan en de naarste dingen zeggen: allemaal ontzettend op de vrouw gespeeld en niet op de bal, en dus ook voor niemand leuk om te lezen. Mij gaat het in het vervolg niet om de rol van Van Meel zelf, maar meer om de plek die haar stukje krijgt in het overkoepelende authenticiteitsdiscours dat ze oproept.
Het artikeltje, dat de naam ‘Authenticiteit is teruggaan naar je basis’ draagt, opent als volgt:
Iedereen wordt authentiek geboren. Door de jaren heen ontwikkel je diverse patronen die je authenticiteit in de weg kunnen (gaan) staan. Teruggaan naar je jeugd kan veel vertellen over wie je nu bent en welke koerswijziging je kunt maken. Wat was belangrijk toen je jong was? En wat zou je later gaan worden?
Over de opening kunnen al tien proefschriften geschreven worden. Het grijpt terug tot grondgedachten die tot zo ver in het verleden liggen als bijvoorbeeld Jean-Jacques Rousseaus Emile ou l’education (1762): de mens gaat ten onder wanneer ze eenmaal gaat beschaven. Ze vervreemdt van zichzelf doordat ze gecultiveerd wordt en uitgroeit tot de verwerpelijke ‘volwassene’. Die vermeende hang naar authenticiteit is het soort hyperromantische gevoeligheid dat tot op de dag van vandaag in velerlei vormen rond is blijven zingen.
Het begint hier al meteen te wringen. Als we, om rustig te beginnen, even inderdaad aannemen dat iedereen authentiek wordt geboren, is dit dan per definitie iets nastrevenswaardig, iets om naar terug te keren? Van Meel gaat er – net als Rousseau en kornuiten overigens – impliciet van uit dat je authentieke zelf iets goeds en onschuldigs is. Maar misschien ben je van oorsprong wel extreem haatdragend, een angsthaas, geobsedeerd door seks, verzin het zelf maar. Misschien lekker authentiek, maar niet per se nastrevenswaardig, lijkt me zo. Maar goed, we lezen verder.
De innerlijk stem [sic]
Ik heb nooit gedacht dat ik ondernemer zou worden. Nee, ik werd tekenjuf. Dus vertrok ik op mijn 17de uit het ouderlijk huis om op ArtEZ de 1ste graads docentenopleiding te gaan volgen. 17 Jaar is jong om mee te doen in de grote mensenwereld. […] Ik raakte verstrikt tussen al die verschillende mensen, tussen alles wat er gedacht werd en niet uitgesproken. Tussen al wat verwacht werd, maar niet aan voldaan. Mijn eigen innerlijke stem kon ik soms niet eens meer verstaan en raakte steeds verder op de achtergrond.
Wanneer het begrip authenticiteit de revue passeert zitten er meestal een aantal terugkerende elementen in. Rob Horning ontwaart onder meer het noemen van iets dat eigenlijk nooit heeft bestaan – waarover later meer – als iets dat zogenaamd altijd al verloren is gewaand. Net als een historische periode als de Gouden Eeuw kan authenticiteit alleen met terugwerkende kracht worden geïdentificeerd: vroeger was ik ‘oprecht mezelf’, maar nu is alles wat ik heb totaal ongrijpbare herinneringen van die vliedende ervaring.
In het citaat van Van Meel wordt ingehaakt op het einde van de eerste alinea: wat belangrijk was toen ze jong was, en de keuzes die daaruit voortvloeiden. Maar worden hier niet een aantal dingen door elkaar gehaald? Is het niet gewoon het elementaire volgroeien van de hersenen dat Van Meel hier beschrijft? Of is iedereen rond de zeventien jaar jong zich langzaam aan het verwijderen van de authentieke zelf en die heilige innerlijke stem?
Zelfreflectie en intuïtie
Als je als mens of als bedrijf dag en nacht doorgaat omdat je niet weet hoe anders, dan verlies je het vermogen tot zelfreflectie en intuïtie. En neem maar van mij aan dat een koerswijziging dan vanuit je tenen moet komen met heel veel hulp om je heen. Nu … heb [ik] de draai kunnen maken om van mijn innerlijke stem mijn kompas te maken. [M]ijn lichaam, geest en hart zijn de thermometers van de situatie waar ik me op dat moment in bevind. Bovenal ben ik mijn waarden gaan definiëren: ik sta voor originaliteit en inspiratie en dat is mijns inziens het tegenovergestelde van organiseren en ordenen.
Het interessante is dat Van Meel haar verhaal behoorlijk verhalend presenteert, met dramatische plotwending, catharsis en al. Het krijgt bijna de vorm van een klassieke fabel: ik deed het eerst helemaal fout, maar doordat ik stevig tegen de lamp ben gelopen zag ik het licht, en daarom, jongens en meisjes, doe ik het nu goed.
Het idee van authenticiteit draagt de belofte in zich dat je haar op ieder moment kunt hervinden: je hoeft alleen maar je best te doen om wat beter te kijken, en het authentieke gevoel ligt aan je voeten. Dit klinkt ook door in Van Meels boodschap: je werd authentiek geboren, die ‘innerlijke stem’ verlies je gaandeweg, maar ga er naar terug en je zal weten welke ‘koerswijziging’ je kunt maken.
Maar hier begint het toch wel erg te rammelen: er wordt eigenlijk in het geheel niet teruggegrepen op de manier waarop Van Meel haar ooit verloren gewaande authenticiteit en innerlijke stem heeft hervonden. Je zou verwachten dat ze terug zou komen op haar aspiraties om tekenjuf te worden, of desnoods – als we de door haar beschreven authenticiteitsrationale op de spits drijven – een pleidooi zou houden om überhaupt helemaal terug naar de moederschoot te keren. Maar ineens zijn daar ‘originaliteit’ en ‘inspiratie’ als centrale kernwaarden van haar bestaan.
Wie ben jij en hoe haal je er het beste uit?
En in het vervolg wordt het er niet beter op:
Als je als bedrijf je eigen organisatie onder loep durft te nemen en durft te kijken of je patronen nog brengen wat je bedrijf nodig heeft ga je terug naar de kern. Wie zijn we? Wat doen we? Waarom doen we wat we doen? En hoe? Wanneer je je bewust bent van de waarden die jij belangrijk vindt, is dat een goede leidraad om je koers op uit te zetten. Zodat er weer meer ruimte komt voor bijvoorbeeld vertrouwen, originaliteit, autonomie, verbondenheid of zelfontwikkeling: de basis van innovatie.
Hier komt de management-aap dan eindelijk echt uit de mouw: je verondersteld authentieke kenmerken zijn een één-op-één-vertaling van een soort geëssentialiseerd corporate jargon. ‘Vertrouwen’, ‘originaliteit’, ‘autonomie’, ‘verbondenheid’ of ‘zelfontwikkeling’: het volstrekt betekenisloze idioom dat Ann Friedman ook tegenstond aan de algemenere gang van zaken op LinkedIn.
Jezelf zijn
Het benoemen van authenticiteit op de werkvloer gaat echter verder dan alleen die veelbesproken lege huls. Het wordt vaak op een ingenieuze manier ingezet als middel om efficiëntie en effectiviteit op het werk te verhogen. Casper Hoedemækers beschrijft hoe er binnen het merendeel van de hedendaagse managementbenaderingen een sterke focus te ontwaren is op de kwaliteiten van het individu, en dan vooral op hoe die kwaliteiten zo efficiënt mogelijk ingezet kunnen worden.
De aanwending van de kwaliteiten van het individu creëert een heel specifieke persona, in de letterlijke zin van het woord een masker, waarachter een bepaald subject tot volle wasdom kan komen. Die persona, vertegenwoordigd door de managementideologie van het jezelf zijn, is – op het obsessieve af – gericht op innerlijkheid en authenticiteit.
Die gedachte van authenticiteit heeft lang rondgezongen in de geschiedenis, maar kreeg pas echt momentum in de jaren ’70 van de vorige eeuw, toen de halve westerse wereld, onder invloed van overwaaiende oosterse religies (of in elk geval de travestie die in westerse ogen voor oosterse religie kon doorgaan), ‘op zoek ging naar zichzelf’. Daniel Yankelovitch beschrijft dat jezelf zijn een kernwaarde voor een grote groep mensen was: veel meer dan verondersteld werd dat de alternatieve jongerenbewegingen een vorm van politiek radicalisme tegen de corporatised en tegen de ‘konsumptiemaatschappij’ vormden, was het een manier om dichter bij jezelf te komen: ze wilden niet meer onderdrukt worden door de maatschappij, of zich aan haar conformeren.
Commitment
In reactie op deze roep om authenticiteit gebeurde iets machtig interessants: die verfoeide consumptiemaatschappij loste het probleem op door zich ‘te conformeren aan de non-conformisten’. In de vroege jaren ’80 waren er veel commerciële bedrijven die het spel ontzettend slim speelden, door tegen de radicale jeugdige te zeggen: “jij wilt je niet conformeren, jij wilt authentiek zijn en terug naar de basis – prima, wij gaan je daarbij helpen!” Door de rollen op die manier radicaal om te draaien, en de tegenbewegingen te bevestigen in hun zoektocht naar authenticiteit, creëerden de gehaaide marketeers een maakbaarheidsideaal waarin zij, in de zoektocht van de consument naar zichzelf, een sleutelrol bekleedden. Veel van de productaanprijzingen in die tijd begonnen dan ook al te leuren met plaatjes van stoere mannen die op de motor in een Levi’s-broek de wijde wereld introkken, met als doel om eens even lekker ‘op zoek te gaan naar zichzelf’.
Authenticiteit werd dus een concept waarmee je een cognitief rookgordijn voor de argeloze consument kon opwerpen: die kon lekker zichzelf zijn, dus wat wilde die nog meer? En ook op arbeidsgebied begon het zich als zodanig te manifesteren. Het begrip van authenticiteit wordt in de context van de werkvloer vaak omschreven in volstrekt statische bepalingen. Daarbij wordt persoonlijke ontwikkeling voor het overgrote deel geoperationaliseerd langs de metaforische weg van het sluimerende ‘potentieel’: de natuurlijke capaciteiten van het individu (‘persoonlijkheid’). Binnen dit ideologische raamwerk wordt persoonlijke ontwikkeling vervolgens goeddeels bewerkstelligd door middel van commitment, of intrinsieke motivaties voor het voltooien van klusjes op het werk. Als het maar ter meerdere glorie van de workflow van de werknemer is. Die is tegen die tijd allang terug in zijn hok.
Ook bij Van Meel kan haar verhaal hier uiteindelijk tot worden teruggebracht: als je maar dicht bij jezelf blijft op het werk en je heil zoekt in symbolische platitudes als ‘originaliteit’ en ‘inspiratie’, bezwerende managementmantra’s, dan biedt dat voldoende houvast om je productiviteit en je werkplezier te verhogen. De levenslessen uit het koffiedik hebben zich geopenbaard, de tarotkaarten zijn gelegd. Volg dus die innerlijke stem, en ga met fris gemoed en zonder gewetensbezwaren aan het werk.