Categorieën
artikelen

Vorm en inhoud, een ongelukkig verstandshuwelijk: Over schemata, generalisten, en het gevaar van begripsverzadiging

Waar denken we aan bij vorm en inhoud, hoe verhouden die twee zich tot elkaar, en op welk moment beginnen de definities hiervan in elkaar over te lopen?

Komodovaraan
Om het begrip van vorm en inhoud handen en voeten te kunnen geven, moet eerst een rondgang worden gemaakt langs de begripsvorming in een aantal verschillende wetenschappelijke disciplines – waar ikzelf niet in groot ben gebracht, en waarin ik me dus ook graag laat aanvullen en corrigeren.

Vanaf onze geboorte worden we getraind om vormen te herkennen, en te generaliseren. Dat begint met de meest rudimentaire vormen zoals ‘auto’ en ‘vogel’, waarna er steeds meer categorieën en specialisaties toegevoegd worden, zoals ‘boze stiefmoeder’ of ‘Komodovaraan’. Maryanne Wolf beschrijft hoe mensen het aangeboren vermogen hebben om de weergave van bepaalde gepercipieerde patronen in het geheugen ‘op te slaan’ (nou ja, opslaan is niet helemaal het goeie woord). Hierdoor kunnen we die patronen in andere hoedanigheden opnieuw herkennen of toepassen. Als we een leeuw leren kennen als een gevaarlijk dier, scheelt dat weer in latere situaties om het op de loer liggende gevaar in te kunnen schatten.

Om die reden zijn kinderen, op het moment dat ze iets nieuws leren, al gauw op zoek naar onveranderlijke eigenschappen. Die eigenschappen zijn  een welkom geheugensteuntje in het bouwen van visuele weergaven en regels, waardoor ze op den duur in staat zijn om alles wat er is te identificeren.

Retina en schemata
Het zien van vormen is inherent aan hoe het menselijke brein in elkaar steekt. Ons gezichtsvermogen kent een ontwerpfunctie die binnen de neurowetenschappen retinotopische organisatie wordt genoemd: iedere lijn, diagonaal, cirkel, of boog, die door de retina in het oog wordt waargenomen, activeert een specifieke – en gespecialiseerde – locatie in de achterhoofdskwabben. Die maken er op hun beurt (hopelijk) weer chocola van.

Daarnaast wordt in de psychologie schemata als term gebruikt om aan te duiden hoe bepaalde manieren van denken bij een persoon er in kunnen slijten, opdat gebeurtenissen en processen beter begrepen en onthouden kunnen worden. Hoe makkelijker iets te onthouden is, des te meer het bijdraagt aan andere tot wasdom komende schemata; en hoe rijker het palet aan schemata van een kind, des te samenhangender worden andere situaties, en des te gemakkelijker kan een kind toekomstige situaties herkennen en begrijpen.

Schemata verworden zo tot het evolutionaire voordeel van de generalist ten opzichte van de specialist: als je vormen maar snel genoeg weet te herkennen en makkelijk weet te manoeuvreren in een niet per se heel overzichtelijke wereld, dan ben je in staat om je geruime tijd te handhaven.

Tot zover de meest basale theorie. Maar hier schuilt tot nog toe een sterke Plato to NATO-gedachte in: al doende leert men, en door het aanleren van zo veel mogelijk verschillende vormen wordt iedereen steeds slimmer, en gaat de wereld in een prachtig lineaire lijn een zonnige toekomst tegemoet.

En zo simpel ligt het natuurlijk niet.

Vluchteling
Idealiter kunnen vorm en inhoud worden aangeleerd langs twee sporen: een vogel is een vogel, een auto een auto. Binnen de overkoepelende categorieën vogels en auto’s kan het brein dan weer een taxonomie aanleggen: roerdomp en rode tapuit behoren tot de vogels, Cadillac Eldorado en Chevy Corvette tot de auto’s.

Maar de wereld bestaat uit meer dan auto’s en vogels. Wat te denken van de vorm ‘vluchteling’, of de vorm ‘oorlog’? Daar wordt het al een stuk ingewikkelder: van beiden bestaat misschien een strikt formele taxonomie (een land verklaart bijvoorbeeld een ander land de oorlog), maar inhoudelijk bestaat er verder weinig overeenstemming over de onderliggende schemata.

Tegelijkertijd wordt er over dergelijke heikele kwesties wel gesproken in vormen: ‘de vluchtelingencrisis’, ‘de dreigende kernoorlog’. Alsof het al voldongen feiten zijn, verzadigde categorieën die verder niet gespecificeerd hoeven te worden.

Verwachtingen
En hier zit natuurlijk ook een risico in. De verwachtingen die de generalist heeft op basis van de vorm, zonder heel uitgebreid de inhoud te hebben geraadpleegd, kunnen af en toe raar uitpakken. Een treffend voorbeeld hiervan is de volgende uitspraak van een student, na de aankondiging dat er een Holocaustdocumentaire wordt vertoond bij de volgende les:

‘Oh, die hoef ik niet te zien, want ik weet toch al wel wat ik kan verwachten.’

Dit is niet om de student voor schut te zetten. Het is namelijk het rechtstreekse gevolg van de focus op vormen. In de context van de Holocaust is het ook helemaal niet zo’n heel gekke gedachte. Saul Friedlander beschrijft dat het feit dat een bepaalde weergave van de Holocaust – een dik aangezette, kitschy weergave, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Schindler’s List – steeds vaker voor is gaan komen, en op die manier ook steeds breder geaccepteerd werd als het ‘beeld’ dat er bestaat van de Holocaust. En als er al een gevestigd beeld is, waarom zou je je dan nog verdiepen in op wat voor manier daar inhoud aan wordt gegeven?

(Een beeldcultuur waar ook uitgebreid misbruik van kan worden gemaakt, zoals Binjamin Wilkomirski en Misha Defonseca hebben laten zien.)

De generalist heeft dus misschien het evolutionaire voordeel wanneer die zich focust op de vorm en niet op de inhoud. Maar de risico’s van het over het hoofd zien van de nuances, en het sluiten van het boek op het moment dat bepaalde schemata als verzadigd worden beschouwd: dat zijn risico’s die niet lichtvaardig moeten worden opgevat.