Categorieën
artikelen

De Fietsbel en andere sociale ongemakken

De fietsbel is een fascinerend ding. Niet alleen omdat hij in vele soorten en maten bestaat, maar ook vanwege de uitwerking die het gebruik ervan heeft op andere weggebruikers. Het fysieke gebruik ervan is kinderlijk eenvoudig, maar sociaal ligt dit een stuk ingewikkelder. Wanneer kan je dat ding nu wel en niet gebruiken? En waarom leidt het soms vooral tot irritatie, en niet tot het beoogde doel?

De fietsbel is wettelijk verplicht, en doet dienst op de fiets als wat in de wet de ‘geluidssignaalinrichting’ wordt genoemd. Die geluidssignaalinrichting is bedoeld om de weggebruikers om je heen attent te maken op jouw aanwezigheid. Bovendien mag je als bestuurder alleen een geluidssignaal geven als er dreigend gevaar is dat je op die manier kan afwenden – als visuele signalen, bijvoorbeeld een knipperlicht, tekort schieten.

So far, so good. Net als de claxon van een auto (of volgens diezelfde wet: de ‘hoorn’) dient de fietsbel dus in principe als waarschuwingssignaal, en zelfs alleen als uiterste redmiddel. Het maakt andere weggebruikers die bijvoorbeeld een onvoorzichte manoeuvre ondernemen ervan bewust: ‘let op, want ik sta hier’. Foutje, bedankt. Dreigend gevaar afgewend.

In de auto wordt de claxon het vaakst gebruikt om slaperige voorliggers attent te maken op een groen stoplicht. Dit is nog wel te motiveren vanuit het oogpunt van de wet: op het moment dat een auto niet doorrijdt bij groen licht, heeft dit gevolgen voor de doorstroom van het verkeer. En hoe minder doorstroom, hoe meer onvoorzichtigheid en dreigend gevaar. Je zou haast die toeterende automobilisten op je blote knieën moeten danken, helden die ze zijn.

Maar hoe ruim de regelgeving ook is: vaak genoeg wordt de claxon ook gewoon ingezet als voortzetting van vloeken op medeweggebruikers met andere middelen.

De fietsbel kan naast een waarschuwende functie ook een dwingende of imperatieve functie hebben. Die dwingende functie schuilt ook onder het claxonneren, maar ligt er minder dik bovenop dan op de fiets. Een concreet voorbeeld van die imperatieve functie is het volgende: als er twee fietsers in een lager tempo naast elkaar fietsen, of als een fietser aan de linkerhelft van de weg zit, en jij komt per fiets met hogere snelheid achterop. Hoe zorg je dat je erlangs komt? Precies: door je fietsbel te gebruiken.

Maar dan dringt de hamvraag zich op: Heb Jij Met Deze Actie Dreigend Gevaar Afgewend? Of ga je nu volgens de wet je boekje te buiten?

Een kapstokartikel vermeldt dat het eenieder verboden is ‘zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt (kan worden) veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt (kan worden) gehinderd’. De doorstroom wordt belemmerd op het moment dat je met meer personen naast elkaar fietst, dus wat dat betreft sta je in je recht om een dergelijk dreigend gevaar af te wenden door middel van de fietsbel. In de praktijk wordt de soep bovendien nooit zo heet gegeten dat het tot een rechtszaak komt, en daarom is ook de jurisprudentie op dit gebied dunbezaaid.

Ook door online fietsers wordt met de casus geworsteld. Op fiets.nl is de slotsom als volgt: ‘als de voorgangers en de achteropkomers in hetzelfde tempo door blijven fietsen is er risico op een botsing, dus gevaar. Gebruik van geluidssignaal is dus geoorloofd.’

Als je belt om in te halen, geeft de wet je dus waarschijnlijk gelijk.

Hoe anders is soms de uitwerking van het gebruik van je fietsbel voor dit doeleinde.

Een goede weggebruiker redeneert altijd vanuit de ander. Zoniet de fietser: die redeneert altijd vanuit zichzelf. ‘Die auto stopt heus’, ‘oh, die vrachtwagen heeft me vast wel gezien’: dat werk. Automobilisten zijn daarom ook over het algemeen niet erg blij als ze fietsers tegenkomen, alleenheersers als ze zich voelen over het asfalt. Inlevingsvermogen in andere weggebruikers is meestal ver te zoeken.

Dat gebrek aan inlevingsvermogen geldt ook voor het gebruik van de fietsbel door anderen. Als er een fietser achterop komt terwijl je net gezellig in gesprek bent, is het vooral die imperatieve kant die duidelijk doorkomt, veel meer dan rationales over doorstroom en dreigend gevaar.

Je intenties als achteropkomende fietser kunnen nog zo goed zijn: hoe je fietsbel wordt geïnterpreteerd is vaak geen welgemeend ‘pas op’, maar eerder een aggressief ‘maak plaats’.

Vrienden maken in het verkeer was nog nooit zo moeilijk.

Gelukkig neem je daarvoor ook geen deel aan het verkeer.