Mooi weer doet verlangen naar een mooie vakantie. Lekker weg van huis en de wereld ontdekken, bij voorkeur in een warm land.
Er zijn genoeg partijen die je bij kunnen staan in je zoektocht naar de ideale vakantiebestemming. De Kampioen, het ledenblaadje van de ANWB, is hier een voorbeeld van. Leest lekker weg, en misschien neem je er nog iets van mee, op je reis.
Of juist liever niet? Deze week las ik in De Kampioen het artikel ‘Om te zoenen! De achtertuin van Lissabon’ van Nanda Raaphorst, en ik viel zowat van mijn stoel (of naast, zoals zal blijken) van verbazing. Ik ben groot bewonderaar van een warm klimaat, maar zo veel hete lucht als in dit artikel trok ik buitengewoon slecht.
Meestal ben ik te druk met de batterij op te laden om te lezen wat ergens echt staat. Des te meer reden om de lectuur en de retoriek van de toeristenbranche nu eens goed op me te laten inwerken.
Studente Anne
Het artikel opent als volgt:
Een lentebries, lammetjeswolken, het blikkeren van de Taag. Lissabon ontwaakt. Over een fraai mozaïek van zwart-witte steentjes wandelen we over het Praça do Comércio naar de Taag. Op de nieuwe boulevard slenteren verliefde stelletjes, op de rivier dobberen bootjes. Kan het nog romantischer? Studente Anne hoeft niet lang na te denken over haar top-3 van dingen die ze wil doen in Lissabon: toeren met tram 28, het kasteel van São Jorge bezoeken en als toetje een ginjinha drinken, het beroemde kersenlikeurtje. ‘En doe dat op het Largo de São Miguel,’ zegt ze, ‘een supermooi pleintje in Alfama, dé wijk van de fado.’ Haar vriend Sérgio knikt instemmend.
Oef, wat veel indrukken om mee af te trappen. In de loop van het artikel wordt dit er niet minder op, dus wen er maar vast aan. In elk geval geeft het een sfeerbeeld van een intens rustieke vakantie: een lentebries en lammetjeswolken, verliefde stelletjes en dobberende bootjes. Dat klinkt allemaal behoorlijk rustgevend, weg van de dagelijkse sleur van het ANWB-lid. Dat wordt lekker uitrusten en de zeeën van feitjes kritiekloos over je uit laten storten.
Vanzelf gaat het niet, want die zeeën roepen meteen al veel vragen op. Een ongedefinieerde eerste persoon meervoud doet zijn intrede. Misschien Raaphorst, de schrijfster dezes, en haar fotograaf? Of is het een retorische vertelvorm en neemt de auteur ‘ons’ als aspirant-bezoekers van het achterland van Portugal mee op kunstmatig sleeptouw? En de Taag blikkert al voordat ‘wij’ bij die rivier zijn aangekomen: hoe zit dat, hoe weten wij dat dan? Blikkert hij ook als we hem niet waarnemen?
Vragen die helaas in het luchtledige zullen blijven hangen. Net als het antwoord op de vraag wie ‘studente Anne’ is, die zonder introductie of voorgeschiedenis het verhaal binnen walst en tegen ‘ons’ aan begint te kletsen, en wiens autoriteit we blijkbaar als een gegeven moeten beschouwen.
Verder zijn er drie dingen die studente Anne zelf wil doen in Lissabon, die ze vervolgens aan ons opdringt (of hebben we er misschien naar gevraagd?). Drie op het oog lukrake dingen, waarbij alleen aan het kersenlikeurtje meer dan een paar woorden worden gewijd. Die schijn je op een specifieke plek te moeten drinken, omdat je dan in ‘dé wijk van de fado’ zit. Wordt de ginjinha dan vaak geassocieerd met fado, of gaat dat perfect samen? Vriend Sérgio knikt, dus het zal allemaal wel kloppen, maar toch blijf ik met meer vragen zitten dan toen ik aan het stukje begon.
Toch nog maar even doorlezen dan. Dat gaat niet zonder slag of stoot: in de feitenbrij komen af en toe best radicale aannames bovendrijven. Waarschijnlijk worden dergelijke feitjes in het wild afgedaan met een knikje ter kennisgeving door het dagjes- of weekjesmens. Die is immers op vakantie, en er niet op uit om de gids (en zichzelf) in verlegenheid te brengen (of luistert überhaupt met een half oor). Conflicten komen thuis wel weer.
(Ik moet vaak denken aan de aflevering van Ik Vertrek, waarin de beheerder van de Bed & Breakfast benadrukt dat hij het zo fijn vindt dat de mensen die in zijn toko komen misschien thuis en op het werk ‘dikke eikels’ zijn, maar op vakantie gewoon relaxed doen.)
Kitsch of kunst
Maar zeg nou zelf. Hoe kun je onderstaande met droge ogen over je heen laten komen:
Het paleis [van Queluz], een halfuurtje rijden van Lissabon, is geverfd in wattenbollenkleuren en versierd met rococo-krullen. De tuinen lijken op die van Versailles en dat was precies de wens van de bewoonster, Maria I. ‘Ze werd in 1777 de eerste koningin van Portugal, maar werd vooral bekend als Maria de Krankzinnige’, weet onze gids. ‘Krankzinnig?! Of misschien gewoon depressief. Ze verloor in korte tijd een aantal geliefden. Niet zo vreemd dat je dan instort toch? Alleen wisten ze toen het verschil tussen depressief en gek nog niet.’
Los van dat ik geen idee heb welke kleuren anders dan wit wattenbollen kunnen hebben, is Maria I blijkbaar een tragisch slachtoffer van de geschiedenis. Geframet door de omstandigheden als ‘krankzinnig’, waaraan de koningin haar historische bijnaam ontleent, maar eigenlijk depressief en verscheurd door de liefde. Dat is nogal wat revisionist history die hier gepleegd wordt, in dat geval!
Is de geschiedenis echt zo oneerlijk en onrechtvaardig geweest voor de overlevering van Maria I? Een simpel zoekwerkje wijst uit dat het genuanceerder ligt dan dat. Inderdaad ontviel haar de ene na de andere bekende. Niet heel lang geleden kwam het inzicht ter tafel dat ze waarschijnlijk manisch-depressief was geworden door de omstandigheden. Ze lag hele dagen op bed, de hele dag door ‘afgrijselijke kreten’ uitslaand.
Inderdaad best treurig. Maar een manisch-depressieve stoornis (of pardon: bipolaire stoornis) is en blijft nog steeds een psychische aandoening waarvoor je meestal behandeld zou moeten worden. Als je dat niet doet, kun je dus best voor geestesziek worden versleten. Van begrip voor de situatie knap je niet op. En echt behandeld werd Maria I niet, of althans niet adequaat.
Bovendien verloor bijvoorbeeld Johann Sebastian Bach ook maar liefst tien kinderen – wat overigens heel normaal was voor die tijd –, maar zijn er geen verslagen dat hij onder eenzelfde soort stoornis schuilging als Maria I. Het een volgt dus blijkbaar niet automatisch uit het ander. Wat moeten we nu dus precies met die opmerkingen, anders dan constateren dat ze een soort vage hearsay–projectie uit het heden zijn van die anonieme gids? (Of is die gids nog steeds ‘studente Anne’?)
Hipsters en smoothies
Veel tijd tot reflectie hebben we niet, want de auto is al vertrokken naar de volgende bestemming, Ericeira:
Witte huisjes, stovend in de zon, een handvol visrestaurantjes en een uitzicht tot vér. Hoog boven zee ligt het dorp Ericeira te lonken. ‘Denk de toeristen weg en Ericeira is een droomdorp’, zegt de aardige eigenaar van Ourice Terrace. Hij serveert smoothies en smeuïge avocadosandwiches, terwijl in de diepte de zee op de kliffen beukt.
‘Denk de toeristen weg en Ericeira is een droomdorp’. Laat het even op je inwerken, in al zijn ironie. Het is een fantastisch citaat. Aangezien het dringen geblazen is in het achterland van Lissabon als je het artikel moet geloven (eerder in het artikel is er sprake van ‘busladingen toeristen’ en ‘tuk tuks, vol studenten en knuffelende stelletjes’), valt er aardig wat weg te denken.
Daarnaast zal de aardige eigenaar van Ourice Terrace wel de meeste garen spinnen in het toeristenseizoen. Waarom zou hij vanuit zijn optiek dan die toeristen weg moeten denken?
In elk geval snel door naar weer een ander dorpje, Ceviche:
Het stoere vissersdorp is ons volgende doel.
Ik kan wel iets visualiseren bij een stoere vrouw of een stoere kerel, maar wat moet ik me voorstellen bij een stoer dorp? Verder dan dat een visser over het algemeen redelijk fysieke arbeid verricht kom ik niet als ik een verband probeer te leggen, maar het onderscheidende vermogen moet toch groter zijn dan dat – fysieke arbeid is immers niet voorbehouden aan het vissersberoep.
‘Stoer vissersdorp’ is blijkbaar een geijkte term in de vrijetijdssector: ook het Zeeuwse Breskens, waar overigens ook nog eens een ‘maritieme sfeer’ heerst, staat zich er bijvoorbeeld op voor een stoer vissersdorp te zijn. Is Ceviche het Breskens van Portugal, is dat de richting die we op moeten denken?
Zevenmijlslaarzen
Maar het ergste moet nog komen. Hieronder bereikt het artikeltje het absolute dieptepunt:
We stappen uit, de zon staat al laag. Wat meteen opvalt is het zonnebloemgele fort dat een lange schaduw over de straten werpt. ‘Letterlijk en figuurlijk’, vertelt gids Léon. [Hier toch geen studente Anne meer dus, die de schrijver vergezelt!]
‘Het werd in 1557 gebouwd om Portugal tegen indringers te beschermen, maar tijdens het bijna veertig jarige [sic, en het was overigens 48-jarig] regime van Salazar was het een gruwelijke gevangenis. Overigens stierf de dictator aan een hersenbloeding doordat hij niet óp maar naast zijn stoel neerplofte.’
In deze alinea zit zo ongeveer alles wat er mis is met de toeristenbranche. Met zevenmijlslaarzen worden we door de geschiedenis van Portugal geslingerd. Eerst was daar het ‘zonnebloemgele fort’, dat nog zo vriendelijk oogde, maar dat tijdens het bewind van Salazar als ‘gruwelijke gevangenis’ dienst deed – mooi geallitereerd, maar niet zo gezellig als het klinkt. Gelukkig valt er direct aansluitend nog wat te lachen, in de beste traditie van America’s Funniest Home Videos: de stakker plofte niet op, maar náást zijn stoel! Alleen al dat woord: plof! Leuk beeld en verdiende loon in één.
Wat is hier precies zo erg aan?
Het laat zien wat die feitjesdichtheid kan doen. Een hele trits gebeurtenissen wordt in een constante stroom aan elkaar geregen, en fungeert nog uitsluitend als een constant vriendelijk glimlachend decor voor de toerist. Zonder ook maar een moment stil te staan bij wat de gebeurtenissen op zichzelf betekenen, of van context of duiding worden voorzien. Het laat een wereld zien waarin gebeurtenissen en plekken op zichzelf geen betekenis hebben, laat staan nog betekenis hebben voor het heden. Gestolde tijd, geschiedenis gereduceerd tot een onophoudelijke parade van plaatjes, beelden en anekdotes.
Op die manier wordt de geschiedenis die ergens aan ten grondslag ligt – in dit geval de geschiedenis van dat ‘zonnebloemgele fort’ – compleet uitgekleed en geneutraliseerd. Gebeurtenissen houden geen verband meer met elkaar, alles wordt gedepolitiseerd en uit de historie getrokken. Het enige dat nog een verklaring biedt in zo’n geval is het jaartal waarin iets gebeurde – jaartallen vloeien dan ook rijkelijk in dit soort beschrijvingen.
Maar duiding of context? Ho maar. Wat voor man was die hele Salazar eigenlijk, hoe kwam hij aan de macht? Wat deed hij voor het land in die 48 jaar dat hij aan het roer stond, alleen maar mensen gevangen houden en martelen in dat fort met die schaduw? Toch zeker niet?
Zwoel briesje
Door de hoge feitjesdichtheid heb ik steeds meer moeite om het verhaal te volgen. Zeker na de voorlaatste alinea vraag ik me af of ik het einde van het artikel nog wel wil halen. Maar ik zet nog even door:
Santarém, parel van de gotiek én zetel van een reeks koningen, moet met een sterke troef komen om ook nog wat volk te trekken. ‘Die hebben we!’, zegt Jorge, ‘ons gastronomie-festival. Dan komen er top-koks uit alle streken van Portugal.’ We fantaseren met hem mee. Gedekte tafels langs de glinsterende Taag, het kasteel van Santarém romantisch verlicht, een zwoel briesje, fado en vinho. Anne en Sérgio zijn er ook. Hij fluistert iets in haar oor. Anne knikt … en weg zijn ze.
We zijn weer terug bij het begin: romantiek, een zwoel briesje, en ook studente Anne en Sérgio zijn weer in beeld. (Er wordt overigens stevig wat heteronormatief afgeknuffeld en gezoend in het artikel.) Het leuke is: die twee zijn natuurlijk ook weggegaan ‘om te zoenen’! Want dat staat ook in de titel van het stukje.
Enfin: dit brengt ons bij de basis van het probleem. Dat is namelijk natuurlijk de toerist zelf. Je kunt moord en brand roepen om de anekdotische praatjes die gidsen ophangen. Maar de toerist heeft helemaal geen zin om zich ergens in te verdiepen. Die wil een lentebries en lammetjeswolken, die wil verliefde stelletjes en dobberende bootjes. Eventueel een lekker lopend en vrolijk verhaal van een tourguide. En dat zal hij krijgen ook. Iedere wanklank, iedere poging tot duiding wordt vakkundig weggepoetst of weggelachen. Daarvoor is-ie hier immers niet.
Zand erover dus! En met het volgende vliegtuig weer lekker naar huis. Met een volle batterij en een leeg hoofd.