
Klik hier voor een geactualiseerde versie van dit artikel.

Weinig werelden zijn financieel minder doorgrondelijk dan de muziekwereld. Voor een schnabbel wordt een mooi rond bedrag geboden of gevraagd, maar de motivering van dat bedrag is vaak genoeg gebouwd op de onderbuik, of (in het slechtste geval) op drijfzand.
Ook arrangeurs worstelen vaak met wat ze wel of niet kunnen vragen, en kunnen vaak niet toetsen of wat ze geboden wordt een beetje in verhouding staat met de hoeveelheid werk die ze eraan hebben.
Hoe onderbouw je je vraagprijzen als arrangeur, en wat zijn objectieve tarieven waar je naar zou kunnen streven? In dit artikel worden enkele handreikingen gedaan, op basis van een persoonlijke zoektocht.
Het is een bekend fenomeen in de muziek: vaak genoeg heb je het niet voor het kiezen, en heb je het maar te doen met de gage die je wordt aangeboden. Maar je kunt verzoeken krijgen waar een bedrag voor wordt geboden dat intuïtief echt veel te laag is. Dit werkt frustrerend, vooral omdat je niet hard kunt maken waarom die prijs nu precies zo laag is. Je kunt dan halfslachtig verwijzen naar ‘tarieven van anderen’, of iets algemeens roepen over dat het ‘onder je vraagprijs’ zit. Van beiden heb je vaak geen flauw benul.*
Als je het kan maken bij je opdrachtgever, dan kan dit best werken. Maar wat nog beter helpt is het geven van een stevigere onderbouwing. Zo weten mensen ook beter waar jouw prijs concreet op is gebaseerd, en waar ze nu precies voor betalen. Hoe kun je dat preciezer maken?
Prijs per minuut
In veel beroepen in de tertiaire en quartaire sector is het gebruikelijk om een salaris te verbinden aan het aantal gewerkte uren. Dit heet ook wel inspanningsgerichte bekostiging. Een gemakkelijke graadmeter die bij veel organisaties, met een kantoor en een werkplek waar mensen naartoe moeten, ook goed te meten valt. Voor uitvoerende musici is de inspanning redelijk meetbaar: hun werkplek is immers het podium, vol in het zicht van de opdrachtgever. Heet hangijzer hier is wel dat de eigen voorbereidingstijd vrijwel nooit bij de gage wordt meegerekend.
Voor arrangeurs (en overigens ook voor componisten) is het nog moeilijker om tastbaar te maken hoe lang ze ergens mee bezig zijn. Jouw opdrachtgever gaat niet over je schouder meekijken hoe het muziekstuk tot volledige wasdom komt – tenminste, dat is te hopen. Daarom is het in deze context zinniger om te kijken naar de output, naar het product dat er aan het einde van de rit uitkomt, en hier een bedrag aan te verbinden. Deze vorm van financiering heet dan ook outputbekostiging.
Outputbekostiging wordt op veel terreinen toegepast. Journalisten worden bijvoorbeeld altijd per woord betaald, dat dan als behapbare benadering kan dienen voor het aantal gewerkte uren. Muziekstukken kennen een soortgelijke objectieve maatstaf: de duur van het werk. Op die manier heb je meteen een harde indicator, waarbij mensen zich ook onmiddellijk iets kunnen voorstellen: met het op noten zetten van één minuut muziek kun je zo twee tot drie uur zoet zijn.
Er zijn opdrachtgevers die hier om die reden ook direct van uitgaan als ze arrangeurs benaderen. Als je een prijs van 100 euro per minuut hanteert, dan vraag je voor een muziekstuk van vijf minuten 500 euro. Zo simpel als het maar kan.
Hoe zouden we dit formuleren? Als volgt:

Waarbij = de functie om de vraagprijs
te berekenen,
= tarief per minuut, en
= lengte van het stuk.
Waarom moet het in een kostenfunctie worden uitgedrukt? Op die manier reduceer je die enorme lap tekst hierboven tot een brok informatie dat je in één keer tot je kunt nemen. Zeker als we hier meer factoren in mee gaan wegen zul je zien dat het er een stuk overzichtelijker van wordt.
is dus een aardig vertrekpunt, maar hiermee zijn we er nog niet. Wat zijn andere factoren die we mee kunnen wegen als we nadenken over het arrangeren?
Werkervaring en grote bezetting
Als je in dienst van een bedrijf of organisatie werkt, dan ontvang je hiervoor een salaris. Ook val je meestal onder een collectieve arbeidsovereenkomst, waarin onder meer staat vastgelegd dat je recht hebt op salarisverhoging als je meer werkervaring opdoet. Dit is arbeid 101: op het moment dat je langer een bepaald beroep uitoefent, heb je meer ervaring met het reilen en zeilen binnen de organisatie, heb je minder sturing en begeleiding nodig, en groeit je kennis over het vakgebied waarin je actief bent.
Als zelfstandige moet je het allemaal zelf uitvogelen wanneer je een loonsverhoging kan krijgen. Als je wil kun je de rest van je leven voor dezelfde tarieven blijven werken. Het is immers niet in het belang van de opdrachtgever om uit zichzelf hierover te beginnen. Tóch is dit niet eerlijk, en doe je er goed aan om jezelf die loonsverhoging te gunnen: nog even los van inflatie bouw jij als arrangeur ook ervaring op, die zich uitbetaalt in bijvoorbeeld beter speelbare arrangementen, leukere muzikale vondsten, beter leesbare partituren, minder reparatiewerkzaamheden, enzovoorts.
Ikzelf werk met een absoluut bedrag dat bovenop het starttarief komt, dat ik vermenigvuldig met het aantal jaren werkervaring. Je zou ook een vast percentage als loonsverhoging kunnen meewegen voor ieder extra jaar werkervaring.
Een andere belangrijke factor die je kunt gebruiken bij je tariefbepaling is of het stuk dat je moet zetten voor een grote of een kleine bezetting is. Denk alleen al aan iets praktisch als de voorbereiding en controle van de speelpartijen voor alle instrumenten. Als je tegelijkertijd een zetting moet maken van een stuk voor solo hobo en voor groot orkest, dan garandeer ik je dat het orkestwerk toch echt wat meer voeten in de aarde zal hebben dan het hobowerkje.
(Tenzij je alle instrumenten het hele stuk unisono laat spelen, maar de kans dat je dan nog wordt teruggevraagd is vrij gering.)
Met medeneming hiervan kan de kostenfunctie voor het tarief dat je per minuut kunt vragen er als volgt uitzien. Hier wordt de grote bezetting overigens al meegerekend in het tarief per minuut, maar je zou er ook voor kunnen kiezen om hier een vaste prijs voor te bepalen die bovenop de uiteindelijke vraagprijs komt. Dit hangt af van je inschatting of het meerwerk dat je aan een grotere bezetting hebt altijd gelijk is, of dat het ook toeneemt als het stuk langer wordt (ik vind van wel). Het starttarief, de jaarlijkse loonsverhoging en de toeslag voor de grote bezetting mag je helemaal zelf verzinnen:

Waarbij het starttarief,
= loonsverhoging per jaar,
= aantal jaren werkervaring,
= toeslag grote bezetting, en
= grote bezetting (dichotome variabele).
(Een dichotome variabele kan alleen 0 of 1 zijn, waarbij meestal 0 = nee en 1 = ja. Dit is praktisch, want je wilt dat dat de toeslag alleen wordt bijgeplust als je de vraag bevestigend kunt beantwoorden. Als het een 0 is, dan blijft het bedrag dus gelijk.)
Aantal versies en vaker gemaakt arrangement
Maar er zijn meer factoren die inwerken op de hoeveelheid tijd die je nodig hebt om een stuk te arrangeren. Een belangrijke is het aantal versies dat je moet maken van een arrangement.
In een ideale wereld lever je een eerste versie en is de opdrachtgever meteen tevreden: strik erom en op naar het podium. Veel vaker krijg je echter vragen om aanpassingen. Dat lijkt me een teken van een gezonde samenwerking, waarin ook ruimte is voor ideeënuitwisseling. Ik hanteer het credo dat ik het gezelschap waar ik voor schrijf zo goed mogelijk tot zijn recht wil laten komen, en als er suggesties vanuit het gezelschap worden aangedragen, dan ga ik graag mee in hoe die suggesties in het arrangement kunnen worden verwerkt. Dit neemt niet weg dat het opleveren van een nieuwe versie extra tijd kost. Niet evenveel tijd als het optuigen van een eerste versie – die staat immers al –, maar tijd is tijd.**
Aan de andere kant kan het voorkomen dat je een stuk al vaker op noten hebt gezet voor andere bezettingen. Als zich een ensemble meldt dat een al eerder door jou gearrangeerd stuk wil spelen, dan wordt het werk als arrangeur heel anders van aard: je hoeft niet meer noot voor noot na te denken over de plek die het krijgt in het geheel, maar je gebruikt het bestaande arrangement als basis voor de bezetting van het nieuwe ensemble. Het behoeft niet veel toelichting dat dit beduidend minder tijd in beslag neemt dan wanneer je het van de grond af op moet bouwen – voor mijn model ga ik zelfs uit van de helft van het tarief.
Zodoende kunnen we deze twee factoren inpluggen in het model hierboven:

Waarbij in aanvulling op de eerder besproken variabelen toeslagpercentage per extra versie (geformuleerd als 1,xx%),
= aantal gemaakte versies, en
= vaker gemaakt arrangement (wederom dichotoom).
Duurzame opdrachtgevers
Ondertussen komen we al ergens!
Een laatste onderdeel dat je kunt meewegen in de uiteindelijke vraagprijs is het duurzame karakter van de samenwerking. Opdrachtgevers komen en gaan, en voor iedere nieuwe opdrachtgever moet je altijd even aan elkaar snuffelen: waar is diegene naar op zoek, wat wordt van een arrangement verwacht, en wat zijn de muzikale kenmerken van het gezelschap? Kortom: dat kost wat ‘inwerktijd’. Tijd die berekend kan worden met een vaste toeslag bij de eerste opdracht voor een nieuwe opdrachtgever.
Anderzijds verlenen vaste opdrachtgevers je een zekere mate van continuïteit: een basis met een x aantal opdrachten per jaar (of per maand, of misschien wel per week?) waar je eigenlijk altijd wel op kunt terugvallen. Die vaste opdrachtgever verdient natuurlijk een cadeautje. Dat kan een relatiegeschenk zijn in de vorm van de overdrachtelijke ‘goede fles whisky’, maar je kunt het ook verwerken als retentiebonus. Voor iedere extra opdracht die je krijgt van een opdrachtgever gaat er dan een bedrag van de totale vraagprijs af. Die bonus verloopt bij de eerste paar opdrachten vrij steil, maar vlakt op een goed moment af; je hoeft immers niet vanaf de tiende opdracht alles gratis te doen voor die opdrachtgever, laat staan geld toe te leggen.
Dit doe ik door een logaritmische functie te introduceren in het model; lees de Wikipediapagina als je logaritmische functies wat roestig zijn.
Het uiteindelijke model voor de berekening van de vraagprijs voor arrangeurs ziet er dan als volgt uit. Dit is eigenlijk een verrijking van het oermodel , waaronder ook de tariefberekening voor
schuilt. Ik had ervoor kunnen kiezen om de tariefberekening ook in deze functie te passen, maar dat werd me iets te veel informatie:

waarbij = eersteopdrachttoeslag, en
= mate waarin het bedrag afneemt bij
= aantal eerdere opdrachten voor afnemer.
De slotsom
Hoewel er ongetwijfeld nog veel ruimte voor verbetering en aanpassingen is, kan dit model meer objectieve ankerpunten bieden bij de bepaling van je vraagprijs en van je tarieven als arrangeur. Aan ieder onderdeel van het model kan je je eigen gewicht hangen, afhankelijk van – letterlijk – hoe zwaar je vindt dat het zou moeten wegen. Op die manier maakt het model je prijsbepaling ook consistenter en minder willekeurig. Als iemand in het vervolg vraagt of je een stuk kunt omzetten, dan hoef je alleen een aantal gegevens in te voeren en het model stelt een adequate vraagprijs voor.
(Je kunt die vraagprijs overigens alsnog afronden op een mooi rond getal, aangezien dat vaak minder vragen oproept.)
Uiteindelijk hoeft het model niet altijd leidend te zijn. Komt er een veel hogere of lagere vraagprijs uit dan je in het verleden hebt gevraagd? Dan zou het natuurlijk gek zijn om ineens veel minder of veel meer te vragen. Maar als bijvoorbeeld blijkt dat je structureel onderbetaald krijgt bij opdrachtgever X, geeft het model je wel genoeg onderbouwing om hierover eens het gesprek aan te gaan met je opdrachtgever.
Met feitelijke informatie sta je vaak sterker dan alleen met de onderbuik. Als het om prijsbepaling gaat in elk geval wel.
Daarbij gaat het hier duidelijk om een wensmodel, een SOLL-model. Zo zou het leven moeten zijn. Hoe zit het eigenlijk met een IST-model: is het mogelijk om op basis van dit model uit te vogelen hoe het met je huidige tarieven zit, en kan het model misschien zelfs voorspellen wat een bepaalde opdrachtgever zal vragen voor een nieuwe klus, met medeneming van alle hierboven genoemde kenmerken?
Dat kan zeker! Hoe je dit kunt doen wordt hier uitgelegd.
* Er bestaan een paar richtlijnen die zijn toegesneden op bedragen die je kunt vragen voor geschreven muziek. De bekendste is de honorariumtabel voor componisten van het Fonds Podiumkunsten: een simpele draaitabel met daarin opgenomen variabelen zoals lengte, omvang ensemble, en ‘bewerkelijkheid’. Bij die laatste is de aanname dat de bewerkelijkheid het laagst is bij ‘toegepaste muziek’ met een ‘uitsluitend begeleidende functie’. Een niveau hoger is wereld- en popmuziek, en het eindigt bij ‘hedendaagse muziek’.
** Je kunt ervoor kiezen om het aantal versies dat je van een arrangement verwacht te gaan maken vooraf ‘mee te begroten’ in je vraagprijs, als je weet dat je opdrachtgever nog bij je terug gaat komen, maar je kunt het ook als feedback-functie gebruiken, om achteraf te kijken of je wellicht te weinig hebt gekregen. Hier kan je dan de volgende keer beter op anticiperen.
Ik vraag geen geld voor deze blog, maar als je dit nuttig vond en me financieel wilt steunen, dan mag dat natuurlijk! Dat kan via ↗️️Buy Me A Coffee of ↗️PayPal. Veel dank!