
Op onregelmatige basis recenseer ik nieuw verschenen CDs voor Tijdschrift de Klarinet. Exact een jaar geleden recenseerde ik het album Reto Bieri en Meta4 – Quasi Morendo.
De weinige klassieke CDs die nog verschijnen zijn vaak allegaartjes. Neem een recent aangeschaft album uit je kast, werp een blik op de achterkant en er bestaat een grote kans dat je maar met moeite de samenhang in de speellijst kunt ontwaren. Dat heeft alles te maken met de veranderende functie van de CD. Niet langer is het een op zichzelf staand product, maar het verwijst vaker naar iets anders: het is het auditieve visitekaartje van de persoon of het ensemble dat erop speelt. Albums zijn voor veel musici geen reële bron van inkomsten, maar meer een manier om zichzelf onder de aandacht te brengen bij het publiek. De programmering is dus vaker een proeve van bekwaamheid van de musicus dan een doordacht verhaal.
De veranderende markt leidt ook tot een verschuiving in het soort CDs dat wordt gemaakt. Des te leuker is het wanneer er nog klassieke albums verschijnen waar overduidelijk heel goed over nagedacht is. Quasi Morendo is zo’n album, onlangs verschenen op het prestigieuze label ECM, met de Zwitserse klarinettist Reto Bieri en het Finse strijkkwartet Meta4. Het is de derde keer dat Bieri verschijnt op ECM, na zijn eerste solo-album getiteld Contrechant. Het ‘quasi morendo’ uit de titel is op een razend knappe manier vervlochten met de opzet van het album. In alle drie de opgenomen werken komt een element terug van het Italiaanse ‘bijna dood’ uit de titel, en ook de overkoepelende spanningsboog van de CD is een verklankt uitsterven.
Dit begint al bij Let Me Die Before I Wake (1982) voor soloklarinet, geschreven door de autodidactische zeventiger Salvatore Sciarrino: de titel is afkomstig van een boek van Derek Humphry, blijkbaar een Amerikaanse voorvechter van het recht op euthanasie. In het stuk worden ijle multiphonics in lange lijnen aan elkaar geregen. Dat is knap, want multiphonics heeft bij uitstek de neiging om door componisten als ‘nieuwigheid’ te worden gebruikt, zonder muzikaal echt interessant te worden. De gevoelige interpretatie van Bieri, die in het verleden studeerde bij François Benda en Charles Neidich, is hier ongetwijfeld ook debet aan.
Vervreemdend, maar niet onaangenaam is het om vanuit Sciarrino in het zwoele openingsduet van de twee violen uit Johannes Brahms’ klarinetkwintet opus 115 te belanden. Op 57-jarige leeftijd schreef Brahms het werk, in de herfst van zijn componistencarrière en op het punt om te gaan rentenieren. Toen ontmoette hij echter de getalenteerde klarinettist Richard Mühlfeld, voor wie hij alsnog aan de slag toog.
In het begeleidend schrijven wordt het kwintet vrij pathetisch omschreven als Brahms’ ‘zwanenzang’. Muzikaal valt hier echter best wat voor te zeggen: de thema’s die in het kwintet worden uitgewerkt komen niet tot een pointe of een climax, maar worden veeleer ontmanteld, een op zwanenzang uitgestrekt over vier delen: wederom op zijn eigen manier een heus ‘quasi morendo’. De uitvoering kenmerkt zich door grote dynamische verschillen en een frisse interpretatie die nergens overdreven aandoet: de valkuil van het sentiment waar veel Brahms-interpreten intrappen.
Als afsluiter zetten Bieri en Meta4 hun samenspel voort in Nebenstück (1998) van Gérard Pesson, dat de ondertitel Filtrage de la Ballade Opus 10/4 de Johannes Brahms draagt. Het is een vreemde postmoderne interpretatie van het werk van Brahms, die doet denken aan de her-interpretaties van componisten als Hans Zender en Luciano Berio. Alsof je van buiten de concertzaal een paar flarden muziek opvangt, net luid genoeg om het stuk te herkennen. Een bevreemdend effect dat in dit stuk maar matig uit de verf komt, maar ook hier perfect aansluitend op het thema van de CD.
Quasi Morendo is een erg geslaagde CD, die laat zien dat een goed doordacht programma voor een CD nog steeds kan bestaan. De artiesten en ECM gaan bovendien in tegen de hokjestyrannie waar veel programmeurs – zeker in de klassiekemuziekwereld – zich door laten leiden. Het laat zien dat moderne muziek geworteld is in de klassieken, en andersom nodigt het uit tot een frisse herbeluistering van het ijzeren repertoire. Als je dat klaar kunt spelen, dan is je missie geslaagd.