
Op onregelmatige basis recenseer ik nieuw verschenen CDs voor Tijdschrift de Klarinet. Exact een jaar geleden recenseerde ik het album Eric Hoeprich – Carl Maria von Weber & Franz Krommer: Clarinet Quintets.
Verleden jaar kwam Eric Hoeprich samen met leden van het London Haydn Quartet voor de opnames van een cd die onlangs het levenslicht heeft gezien. Die samenwerking bevalt goed, getuige het eerdere album met kwartetten van Bernhard Crusell, ook besproken in De Klarinet. Dit maal leggen ze zich toe op kwintetten van Weber, Baermann, en Krommer. Hoeprich, een oudgediende als het gaat om de authentieke muziekpraktijk, speelde onder grote namen als Christopher Hogwood en Frans Brüggen.
Samen met het kwartet heeft Hoeprich wederom een fantastische nieuwe cd afgeleverd. Ze openen met het Kwintet op. 35 van Carl Maria von Weber. Het zal voor de argeloze luisteraar niet als een verrassing komen dat Weber in de context van een opera de klarinettist ontmoette die het zaadje plantte voor zijn frivole en virtuoze klarinetwerken. Heinrich Baermann, de historische nestor van de klarinet, vervulde in Darmstadt in 1811 de rol van klarinettist in de desbetreffende opera van Weber. Deze historische eerste ontmoeting geldt ook wel als het begin van één van de doorslaggevendste perioden in de geschiedenis van de ontwikkeling van de klarinet, duidend op de grote solowerken die Weber voor de klarinet zou schrijven, en de manier waarop die werken de grenzen van de mogelijkheden voor klarinet opzochten. Niettemin zou Weber er nog ruim vier jaar over doen om het kwintet tot voltooiing te brengen.
De spelers zetten een spectaculaire en gave versie neer van Webers kwintet, en naast het spel van Hoeprich heeft het strijkkwartet hier ook een belangrijk aandeel in. Zowel in het koddige Menuetto als in de doorleefde Fantasia spelen de strijkers méér dan alleen de noten: ze benadrukken de dramatiek in de muziek als dat nodig is, en bieden op die manier een gespreid bedje voor de schitterende lijnen van de klarinet – laat dat maar aan Hoeprich over.
Bijzonder is dat Heinrich Baermann niet alleen een begenadigd klarinettist was, maar dat hij ook enige composities op eigen naam heeft staan. Hoeprich en consorten houden zich keurig aan de geijkte sandwichmethode (bekend – onbekend – bekend), en wagen zich na Weber aan Baermanns ingetogen, maar gloedvolle Adagio uit het Kwintet in Es groot, Op. 23. Nr 3. Saillant detail is dat uitgeverij Breitkopf een halve eeuw lang in de veronderstelling was dat Richard Wagner achter het klarinetkwintet zat, en in de verte kun je die vergissing ook wel plaatsen. Gelukkig kwam uiteindelijk toch ere wie ere toekomt voor het elegante werkje.
Vanuit hier raken we verzeild in de fuga waar Krommers Kwintet Op. 95 opent. Het stuk heeft een ongebruikelijke bezetting: twee altviolen in plaats van het reguliere strijkkwartet, schijnbaar om de sonore klank te onderstrepen. Persoonlijk vind ik Krommer altijd net wat ouderwetser en minder vindingrijk dan Weber, waardoor ik dan ook wat snel afgeleid ben. Gelukkig is er nog het goed verzorgde cd-boekje, compleet met afbeeldingen van de voorbladen van de oorspronkelijke uitgaven van de kwintetten. En net als bij Hoeprichs vorige cd is goed gekeken naar de geschiedenis en de context waarbinnen de componisten leefde, door ook naar het instrumentarium te kijken dat Heinrich Baermann – toch een beetje de protagonist op deze cd – bespeelde.
Ook wordt uitgebreid ingegaan op de verschillende uitgaven van de muziek die in omloop zijn. Interessant zijn de overwegingen om gebruik te maken van de Weber-uitgave bezorgd door Heinrich Baermanns zoon Carl. Hoewel die ontegenzeggelijk op punten afwijkt van de Urtext van de componist, wordt overtuigend beschreven hoe Carls aanpassingen effectief misschien juist méér in de buurt komen van de manier waarop vader Baermann ze gespeeld moet hebben. Als je aardig wat noten op je zang hebt, wil je die natuurlijk ook wel graag laten horen. Het legt de nadruk op het feit dat niet alleen componisten een belangrijke rol speelden in hoe de muziek klonk, maar ook de spelers: musici veroorloofden zich vaak genoeg de vrijheid om op punten hun eigen draai te geven aan de muziek. Het is een speelse gewoonte die jammer genoeg nooit echt zijn weg naar de hedendaagse klassieke muziekpraktijk heeft gevonden.
Muziek opnemen die iedereen door en door kent is hondsmoeilijk. Het is de kunst om het te laten klinken alsof het ter plekke ontstaat, alsof je er tijdens het spelen voor het eerst mee in aanraking komt, je verwondert over de vondsten, de afslagen, de dramatische ontwikkelingen, de climax, en de afwikkeling. Op deze cd valt het allemaal op zijn plek: de kwintetten hebben zelden meer begeesterd geklonken dan hier. Hopelijk houdt de samenwerking tussen Hoeprich en het London Haydn Quartet nog even stand.