
Op onregelmatige basis recenseer ik nieuw verschenen CDs voor Tijdschrift de Klarinet. Exact een jaar geleden recenseerde ik het album James Campbell & John York.
Al jaren staat James Campbell te boek als een van Canada’s meest vooraanstaande klarinettisten. Zijn CV is dan ook indrukwekkend. Hij speelde met meer dan 60 beroepsorkesten, speelde samen met Glenn Gould, werkte met Aaron Copland, en toerde met meer dan 35 strijkkwartetten waaronder het Amadeus kwartet. Daarnaast gaf hij tot 2019 les aan Indiana University, en geeft hij masterclasses over de hele wereld. Als corona het toestaat, welteverstaan.
En dat rijke leven mag best gevierd worden. Dat moeten ze hebben gedacht bij het befaamde blazerslabel Crystal Records. Niet met een fonkelnieuwe opname, maar met een compilatie van eerder verschenen werk dat Campbell met John York aan de piano voor het label opnam: LP’s die oorspronkelijk verschenen tussen 1975 en 1981. Minstens veertig jaar oud is de muziek die we op deze CD horen, dus.
Twintigers waren Campbell en York toen ze de platen opnamen, en de verschijning daarvan vormde ook meteen een kickstart van de muzikale carrière van het duo. Destijds toerden ze regelmatig. In het CD-boekje haalt Campbell herinneringen op aan een heuse concertmarathon: zeven weken lang vijftig concerten geven. Massa’s repertoire verkenden ze samen, en ze maakten aardig wat vlieguren – vaak ook letterlijk in het vliegtuig – met alles wat er bij de organisatie van zo’n tournee komt kijken. Een vormende periode kortom, waar deze heruitgave getuige van is.
Om eerlijk te zijn is de muziekselectie op de CD niet erg origineel, en doet ze nog het meest denken aan het programma bij een gemiddelde voorspeelavond. Alleen maar ijzeren klarinetrepertoire. Daarmee is echter ook de voornaamste kritiek wel geleverd. Waar de meeste oude opnames getekend worden door de uitvoeringspraktijk van het moment, worden Campbells interpretaties hier niet door gehinderd. Zo wordt Malcolm Arnolds Sonatina Op 29 fris en onderhoudend gespeeld. Niet voor niets complimenteerde Sir Arnold hen nog met hun opname indertijd: dan weet je dat je goed zit.
En die lijn wordt eigenlijk voor de hele duur van het album wel vastgehouden: zowel in de lyrische Première Rhapsodie van Claude Debussy als in de grillige Dance Preludes van Witold Lutoslawski. Muzikaal het minst interessant zijn de afsluiters: het Carnaval de Venice van Paul Jeanjean en de Variaties op een thema van Silvana Op. 33 van Carl Maria von Weber. Maar dat zijn dan ook een beetje de rek-en-strek-oefeningen onder de repertoirestukken: knap als je het in je hebt en een goede vingeroefening, maar eigenlijk geen muziek die op zichzelf kan staan.
Het beluisteren van het album van Campbell en York voelt als het doorbladeren van een oud fotoboek, compleet met warme en levendige herinneringen aan de tijd, verteld door Campbell zelf in het begeleidend schrijven. Belangrijk verschil is dat de meeste fotoboeken gebukt gaan onder een dikke laag stof. Daar hebben Campbell en York geen last van: hun tijdloze muzikale interpretaties blijven fier overeind, en hebben bewezen dat ze de tand des tijds prima kunnen doorstaan.