Categorieën
artikelen

“Als ik ergens van geniet, maak ik me niet zoveel zorgen over geld”: Passie en onzekerheid (#2)

Uit deel 1 in deze serie (hier) weten we dat het leven van een jazzmusicus uit een scala van optredens bestaat in kleine groepen, in allerlei contexten, met een steeds wisselende reeks spelers. Creatieve voldoening geeft hierbij vaker de doorslag dan goed betaald werk. In hun studie richten Umney en Kretsos zich vooral op beginnende musici die een carrière proberen op te bouwen in Londen. Hun artikel laat zien hoe, onder invloed van het idee van passie-als-werk, musici onzekere en instabiele financiële omstandigheden eerder een plek geven binnen hun werkzaamheden dan dat ze zich op een goed moment aan die onzekerheid willen ontworstelen.

Bovendien is het niet voor iedereen weggelegd: het hangt af van allerlei sociaal-economische factoren, en dan met name de gezinsachtergrond. Dit is een bevinding die ook te lezen is in het eerder aangehaalde Culture is bad for you.

Voor het overgrote deel zeggen de geïnterviewde musici dat zij beroepsmatig actief zijn geworden vanuit hun passie voor muziek. Bijna unaniem waren zij daarnaast van mening dat die passie het belang van goed betaald en stabiel werk relativeert. Een ander belangrijk gevolg was dat de grens tussen werk en privé voor veel deelnemers vervaagde. Zoals de 27-jarige saxofonist die antwoordt op vragen over toekomstige doelstellingen: “dat is grappig, want als je vraagt naar carrièredoelen, dan klinkt het ineens als werk!”.

De voornaamste inkomstenbron van deze geïnterviewde is lesgeven. De enige muziek waarvoor hij zich inspande waren zijn originele projecten, die een totaal verwaarloosbare fractie van zijn inkomen vormden. Het grootste deel van zijn werktijd werd dus besteed aan het ontwikkelen van zijn eigen capaciteiten, met weinig invloed op zijn verdienvermogen.

Deze vervaging van werk en plezier leidt vaak tot een sterke afkeer van het idee van muziek als beroep. Deelnemers die regelmatiger werk hadden gedaan, zoals muziektheater, herinnerden zich vaak dat ze zich niet konden vinden in oudere collega’s die muziek als werk zagen. Een geïnterviewde beschrijft bijvoorbeeld dat hij tijdens een musicalschnabbel door bandleden werd uitgescholden omdat hij tijdens pauzes jazz oefende.

Passie voor muziek kon in sommige gevallen ook inspireren tot zeer individualistische perspectieven op het beroepsleven, die op verschillende manieren tot uiting kwamen. Het verlangen naar zelfverbetering kwam veel voor in het onderzoek, tegen de stroom in van het reguliere, maar muzikaal weinig eervolle werk. Vaak werd de verhuizing naar Londen uitgelegd als een verlangen om zich bloot te stellen aan een scene van een hoger kaliber, om te ontsnappen aan de lokale comfortzone. Terry (32, gitaar) had de markt van het jazzonderwijs in zijn woonplaats veroverd, maar omdat zijn ontwikkeling als speler stokte, hoopte hij die weer op gang te brengen met “de angst” die het gevolg is van het opnieuw beginnen in de periferie van de Londense scene. Evenzo zei Oliver (29, bas):

Je denkt dat je gemakkelijk kunt blijven … een beetje lesgeven, wat optredens in [de lokale jazzpodia] … . En ik dacht: “God, ik zou 40 kunnen worden en nooit iets anders geprobeerd hebben.” Omdat het zo comfortabel is. … Dat idee om 4o te worden – getrouwd, huis, een beetje lesgeven. … Dat was zo’n verschil met toen ik jonger was en keek naar Queen: Live at Wembley. Daar wilde ik voor gaan.

Noel (33, contrabas) was in dit opzicht waarschijnlijk het meest extreme geval: hij gaf een vaste baan als docent aan het conservatorium op en verkocht zijn huis om in Londen te gaan huren terwijl hij probeerde werk te vergaren. Een ander voorbeeld van individualisme is het volgende:

Als je een optreden doet, denk je: “heeft dit me vooruitgeholpen als artiest? Heeft het mijn profiel als uitvoerend muzikant vergroot?” … . Als je een optreden doet, heb je daar niets aan. Maar als je een kwartet optreden doet in de buurt voor slechts vijf mensen … dan denk je “dat ben ik, dat is mijn naam.” Je doet creatieve optredens onder jouw naam. Zelfs als je niet voor andere mensen speelt, heb je een output als artiest. (Harry, 26, trompet)

Geïnterviewden worden gedreven door een passie voor muziek. Dit heeft verschillende implicaties voor hun houding tegenover werk. Ten eerste legitimeert passie de opoffering van materiële stabiliteit. Ten tweede stigmatiseert passie het idee van “muziek als beroep”, waarbij het wordt geassocieerd met lopendebandwerk in de musical- en theaterwereld, meestal gedomineerd door seniore spelers. Ten derde kweekt passie een verlangen naar uitdaging en zelfverbetering dat leidt tot de (gedeeltelijke) afwijzing van potentieel stabielere werkbronnen zoals lesgeven of theaterwerk.

Alles bij elkaar maakt muziek als passie het idee van een mogelijke overgang naar werkzekerheid en een stabiele inkomstenstroom voor musici weinig aantrekkelijk.