
Als je als musicus ooit ja zegt tegen een onderbetaalde schnabbel ‘omdat je er niet van hoeft te leven’, dan doe je niet alleen jezelf tekort, maar draag je een bescheiden steentje bij aan de afbraak van de hele arbeidsmarkt van de culturele sector. Hieronder leg ik uit waarom. 👇
Uiteraard zijn er zat musici die hun muzikale verrichtingen als een hobby of op zijn best een side hustle zien. Of de musici met een partner met een goede baan, die feitelijk de houdbaarheid van de financiën van het gezamenlijke huishouden kan bewaken.
Maar er zijn ook musici die van hun werk afhankelijk zijn om rond te komen. En zíj verdienen een eerlijke vergoeding voor de tijd en de moeite die zij in hun vak steken.
Als jij ‘ja’ zegt tegen een onderbetaalde schnabbel, dan werk je namelijk een race to the bottom in de hand. Je schept een precedent voor je opdrachtgever: die krijgt door dat die gages eigenlijk niet altijd zo hoog gehouden hoeven te worden, aangezien die plekken zich tóch wel vullen met mensen die er uit passie voor de muziek zitten, en – inderdaad – ‘er niet van hoeven te leven’.
Ik snap waar het vandaan komt. Een cultureel beroep bevindt zich in de diffuse zone van vakken die niet als vak worden gezien, maar als roeping. Betere honorering? Maar het is toch je roeping?
Het is heel eenvoudig om in de val te lopen om alleen uit passie te werken, immers: liefdewerk oud papier. Maar zonder eerlijke beloning, werk je mee aan het in stand houden van een ongezonde werkcultuur, en dan komen de financiële problemen. Tenminste: als je geen dubbele naam of rijke partner hebt. Of, met andere woorden: als je er wél van moet leven.
Denk dus eens aan je collega’s, de volgende keer dat je zegt dat je niet van de muziek hoeft te leven, en om die reden ‘ja’ zegt tegen een on(der)betaalde schnabbel. Zij moeten er namelijk wel van leven.