Roland Barthes. Zijn naam kwam al eerder voorbij, en ook dit zal niet de laatste keer zijn dat hij de revue passeert. Hij was van mening dat er een tragische discrepantie bestaat tussen de visuele rijkheid van de wereld en de armzaligheid van onze capaciteit om haar waar te nemen. Het enige medicijn kon volgens hem gevonden worden in de bestudering van literatuur, fotografie, en andere kunstvormen: optimaal oefenterrein voor de ontwikkeling van het type aandacht dat vereist is om te zien wat er om ons heen gebeurt.
Iets dat Barthes met verve deed. En dat zouden we weten ook. Zijn schriftelijke nalatenschap is immens. In zijn fameuze verzameling Mythologieën (1958) bijvoorbeeld leest en ontmaskert hij– hetzij tamelijk grootsprakig – de grootste kleinburgerlijke mythes van zijn tijd, zoals de Tour de France, het magische cachet van Marlon Brando, en oprukkend Poujadisme. Barthes is de grondlegger van veel cultuurkritiek in al haar verschijningsvormen, die vandaag de dag bedreven wordt. Een van de vele onderwerpen die hij ook aansnijdt is het zogenaamde realiteitseffect.